Het was al 9 december toen we konden beginnen aan het ’programma’ van dit vaarseizoen.
Vanuit Sint-Maarten is het ongeveer 18 uur varen om in de BVI (British Virgin Islands) te komen. We wilden er niet in het donker aankomen, en we waren afhankelijk van de openingsuren van de brug die aan de Franse kant van Sint Maarten maar twee keer per dag open en dicht gaat. Dus vertrokken we rond 16:30 uur.
We hadden een vlotte oversteek, en kwamen rond 8 uur ’s ochtends aan. Ik meldde dat zoals gevraagd aan de dierenarts van de autoriteiten, en we spraken af tegen 9 uur om Dushi’s verblijf op de Virgins legaal te maken.

Helaas hadden we ons van eiland vergist, en zo moesten we snel terug naar de boot om het anker op te halen en zo snel mogelijk naar Road Harbour te varen, waar we rond 12.00 uur aankwamen. Ik verwachtte me aan een fikse uitbrander en een hele hoop moeilijkheden maar gelukkig bleek dokter Deveaux een schat van een man die ons met uitgestoken hand tegemoet kwam om ons hartelijk welkom te heten. Hij ging met Bart mee van het ene bureau naar het andere om in te klaren, en ook het onderzoeken van Dushi deed hij heel terloops. Hij stelde ook voor om ons per mail een gezondheidsattest te bezorgen bij vertrek, zodat we in de USVI zeker geen problemen zouden hebben.




De BVI zijn een prachtig zeilgebied. De eilanden werden door Columbus himself ontdekt in 1493. Na hem werd het ontdekt door alle zeilende Amerikanen. Onvoorstelbaar hoeveel catamarans (en dan vooral charter catamarans) er hier rondvaren!

Dit is geen goedkope bestemming. Een mooring gebruiken kost 35$ per nacht. En gezien de mooringballen vrijwel alle plaats innemen in de ankerbaaien kan je bijna niet anders dan deze te gebruiken.




















In de USVI is het iets redelijker qua prijs om te overnachten. Daar betaal je 26$ per nacht. Doe er echter géén boodschappen want alle voedingswaren zijn er belachelijk duur.
Gelukkig konden we de dag voor kerst een grote koningsmakreel vangen. En besloten we om voor oudejaarsavond verder te varen naar Puerto Rico.


Puerto Rico gaf ons meteen een Zuid-Amerikaanse vibe. Luide muziek, vrolijke en erg vriendelijke mensen.
We brachten de dagen voor oudejaar door op Culebra, een eilandje voor het ’vasteland’ van Puerto Rico. We zagen dat ze een groot podium aan het opzetten waren voor een concert op oudejaar, maar op het moment dat we stilaan klaar waren om te vertrekken naar het centrum begon het zo hard te regenen dat onze goesting alweer over was. Natgeregend tussen een massa volk gaan staan, dat was net een brug te ver, en zo brachten we de overgang naar het nieuwe jaar gezellig aan boor met Dushi, al Netflixend door. Tot vroeg in de ochtend hoorden we vuurwerk. Ze weten alleszins wat feesten is op Culebra!






We zetten onze tocht verder naar het hoofdeiland van Puerto Rico. Een eerste nacht brachten we door in Puerto Patillas.
Daags erna vaarden we dan door naar Salinas. De baai van Salinas is een door mangrovebossen beschutte baai. Zoals verder in Puerto Rico leven hier zeekoeien, beschermde zeedieren. We hadden helaas geen geluk en zagen er enkel eentje van ver, monster van Loch Ness-gewijs zagen we enkele zijn staart enkele keren boven water komen.


We werden hartelijk ontvangen in Salinas. Niet alleen door Fred en Caroline van Mustang Sally die we vorig jaar op Curaçao hadden ontmoet en die inmiddels ook een Beneteau 473 hebben zoals de onze. We werden er ook snel voorgesteld aan een aantal Amerikaanse boot eigenaren (Rita en Lonny van Watoosh en Sue en Mike van Mira) en natuurlijk zagen we er ook onze vriend Ronnie Ramos, wiens dok we mochten gebruiken om onze dinghy te leggen, en die ons allerlei tips en weetjes vertelde over zijn thuisland. Hij is net als de meeste Puerto Ricanen trots op zijn eiland, en toonde zich een perfecte ambassadeur van de Puerto Ricaanse cultuur en vriendelijkheid.
We werden ingewijd in de nationale sport en speelden mee Mexican Train Domino, tijdens een van de middagen die werden afgeloten met een potluck bbq. Inmiddels hebben we zelf ook een set gekocht en wordt het spel ook aan boord gespeeld.

We huurden een auto en ontdekten de oude wijken van de hoofdstad van Puerto Rico, San Juan. We waren hier niet alleen. Terwijl wij er waren telden we minstens 6 cruise schepen die er aangemeerd lagen. Het oude San Juan is dan ook een aangename plek oom te vertoeven, met zijn kleurrijke gebouwen en ruime straten.








Een andere dag reden we naar de oostkant van het eiland en reden we eerst een stuk langs de kust en daarna de bergen in.












We reden ook naar het nationale park, de enige plek op Amerikaanse grondgebied met tropisch regenwoud en deden er een stuk van één van de uitgestippelde wandelingen.









We hadden het geluk om een oude hacienda te bezoeken, Hacienda Buena Vista, die enerzijds dienst deed als maismaalderij en anderzijds in beperkte mate als koffieplantage. De watermolen die gebruikt werd om mais te malen was nog intact. We bezochten ook het kasteel van de eigenaars van het rum-merk Don Q in Ponce.











We verbleven enkele nachten bij Coffin Island, Isla Caja de Muertos of ook wel, letterlijk vertaald, Doodskist eiland. De lugubere benaming verwijst naar de vorm van het eiland, dat er inderdaad qua vorm een beetje uitziet als een doodskist.
We lagen hier samen met een Franse boot, met de typische bretoense naam Avel Mor, waarmee we met de eigenaars ervan bij een biertje al snel kennis maakten.









We vaarden allebei naar Boqueron, aan het uiterste westen van Puerto Rico en wachtten in dit typische vakantieplaatsje op een geschikt moment om over te steken naar de Dominicaanse republiek. Dit weervenster bood zich al snel aan en zo kwamen we op 3 februari aan in Marina Puerto Bahia.